Keep in touch with the Dutch!

  • 0

Onder grote belangstelling vond op zaterdag 7 maart in het Erfurthuis weer de jaarlijkse Neerlandistiekdag plaats, inmiddels een vertrouwd onderdeel van het US Woordfees in Stellenbosch. Het merendeel van de ongeveer honderd bezoekers bestond uit studenten van de universiteiten van Stellenbosch, Kaapstad en Fort Hare, de Universiteit van Wes-Kaapland, Rhodes en de Nelson Mandela Metropolitaanse Universiteit. Deze jongeren hadden er niet zelden een reis van vele uren voor over gehad om naar de Nederlandstalige schrijvers Rodaan Al Galidi (Nederland) en Paul Bogaert (België) en naar de Zuid-Afrikaanse zanger Jannie du Toit te komen luisteren. De Neerlandistiekdag werd georganiseerd door Dorothea van Zyl en mogelijk gemaakt dankzij financiële steun van de Nederlandse Taalunie, het Kaapse Forum voor Neerlandistiek, het Fonds voor de Neerlandistiek, de Van Ewijck Stigting en de Vlaamse Kultuurstigting.

Jannie du Toit (foto: Chrizane van Zyl)

De Neerlandistiekdag wordt elk jaar weer gekenmerkt door een breed en gevarieerd programma, dat verschillende aspecten van de cultuur van de Lage Landen belicht.  De bijeenkomst werd geopend door Louise Viljoen, hoofd van het departement Afrikaans en Nederlands van de Universiteit Stellenbosch. De Neerlandistiekdag onderstreept het belang dat dit departement aan de studie van de Nederlandse taal- en letterkunde hecht, aldus Viljoen. Stellenbosch heeft een sterke traditie op het gebied van de neerlandistiek dankzij docenten als Dorothea van Zyl, Siegfried Huigen, Ronel Foster, de meermaals bekroonde Nederlandse dichter-academicus Alfred Schaffer en nu ook Sabien van Craenendonck, die het departement onlangs is komen versterken. Volgens Viljoen wil Stellenbosch dan ook graag een centrum voor de neerlandistiek in Zuid-Afrika zijn en blijven.

Alfred Schaffer (foto: Alwyn van Zyl)

Mevouw Geraldine Reymenants, de vertegenwoordiger van de Vlaamse regering in Zuidelijk Afrika, vertelde dat Nederlands haar lievelingsvak was geweest op de middelbare school. Ze was echter geschiedenis gaan studeren, een vak waarmee je alle kanten uit kon, en waarmee je blijkbaar zelfs een belangrijke  diplomatieke functie in Zuid-Afrika kon verwerven. Reymenants was blij met de Neerlandistiekdag als een gelegenheid om het Nederlands te eren en te vieren, en ze somde verschillende redenen op waarom jonge mensen in verre landen kiezen voor een studie Nederlands, waarvan de liefde natuurlijk de belangrijkste was. De vraag was echter wélke vorm van het Nederlands er bestudeerd werd: het Nederlands uit Nederland, dat uit Vlaanderen of allebei? Ze verwees naar een recente publicatie uit de Vlaamse krant De Standaard, waarin duizend woorden werden geïdentificeerd die wel in Vlaanderen worden gebruikt, maar niet in Nederland, zoals "sloef" voor het Nederlandse "pantoffel" en "zonneslag" voor "zonnesteek". Zulke woorden kunnen volgens Reymenants echter wel bijdragen tot verbreding van het spectrum van het Standaardnederlands. Misschien lenen de woorden zich minder goed voor een formele context. Maar dat hoeft niemand ervan te weerhouden om ze, omdat ze zo "plezant" zijn, in minder formele situaties "met goesting" te gebruiken.

Net als zijn Vlaamse collega had ook Jeroen-Louis Martens, verbonden aan de Nederlandse ambassade in Pretoria, goed nagedacht over wat taal in de relatie tussen Nederland en Zuid-Afrika en in de relatie tussen Nederland en Vlaanderen betekent.  Niet alleen grenzen Nederland en België aan elkaar, beide landen werken ook graag zij aan zij. En er is een feestje te vieren, want in 2015 is het precies twintig jaar geleden sinds het Culturele Verdrag tussen Nederland en België werd getekend. Martens legde uit dat de Nederlandse ambassade en de Vlaamse vertegenwoordiging in Zuid-Afrika zelf geen taalbeleid formuleren; dit wordt bepaald door de Nederlandse Taalunie, het ambtelijke lichaam dat de samenwerking op taalgebied tussen beide landen coördineert. De Taalunie wil in Zuid-Afrika alle elf officiële landstalen in samenhang bevorderen, waarbij het Afrikaans, ondanks de historische en taalkundige banden met het Nederlands, dus geen uitzonderingspositie inneemt. Tegelijk is de aanwezigheid van het Afrikaans aan de zuidpunt van het Afrikaanse continent echter wel een bewijs dat Nederland, onder meer door zijn koloniale verleden, over de hele wereld zijn “vingerafdrukken” heeft achtergelaten. Wereldwijd, en zeker ook in Zuid-Afrika, zijn er in de archieven interessante historische documenten te vinden die aan deze geschiedenis herinneren. Naast het economische belang – met Nederlands kun je in sommige sectoren makkelijker een baan vinden – kan ook de wetenschappelijke belangstelling voor die historische documenten dus een argument zijn om, ook in Zuid-Afrika, Nederlands te gaan studeren, aldus Martens.

Na de diplomatieke vertegenwoordigers van Vlaanderen en Nederland was het woord aan mevrouw Eureka Barnard van SASNEV, het Suid-Afrikaanse Sentrum vir Nederland en Vlaandere in Pinelands, die vooral aandacht vroeg voor het Eenders & anders, een lespakket voor graad 11-leerlingen over de Nederlandse taal en cultuur. Dit pakket kan vanaf juni 2015 op middelbare scholen worden geïntroduceerd. SASNEV organiseert ook bezoeken van Nederlandse schrijvers aan Zuid-Afrika, zoals het bezoek van Adriaan van Dis in 2013 en van Benny Lindelauf in 2014. Voor 2015 staat een uitgebreide Zuid-Afrikaanse tournee van beststeller-auteur Arnon Grunberg (Tirza) op het programma.

Op hierdie foto, wat by 'n ander geleentheid geneem is, verskyn Nomfundo Landu, Eureka Barnard (die hoof van SASNEV) en Lineke Pasman (foto deur Izak de Vries).

Na dit tamelijk officiële gedeelte kwamen eindelijk de bezoekende schrijvers Paul Bogaert en Rodaan Al Galidi aan het woord. De keuze voor deze twee schrijvers is gemaakt door Alfred Schaffer, die hen regelmatig had zien optreden op de vele cultuurpodia in Nederland en Vlaanderen. Niet alleen zijn het aantrekkelijke performers; ze schrijven ook allebei een type poëzie dat in de Afrikaanse literatuur op dit moment nog niet voorkomt, verantwoordde Schaffer zijn keuze.

De schrijvers werden geïnterviewd door studenten. Opmerkelijk aan de vragen is dat de studenten grote belangstelling hadden voor de rol die de moderne media en met name de sociale media in het werk van deze schrijvers spelen. De Vlaming Paul Bogaert, dichter van tegelijk humoristische en vervreemdende verzen, heeft er bijvoorbeeld voor gekozen om een groot deel van zijn eerdere bundels – bundels die niet langer via de reguliere boekhandels te koop zijn – gratis via het internet beschikbaar te stellen. “Op die manier blijven ze tenminste leven”, aldus Bogaert. Anders dan zijn collega Rodaan Al Galidi en vele andere eigentijdse dichters voelt Bogaert er echter weinig voor om een nieuw gedicht zodra het geschreven is via Facebook de wereld in te sturen. “Sociale media zijn niet de toekomst voor de verspreiding van poëzie”, meent hij. Bogaert is wel weer vernieuwend in zijn combinatie van tekst en film, waarbij beide media elkaar ondersteunen en er door de combinatie een nieuwe betekenis ontstaat.

Rodhan Algalidi (foto: wikipedia)

De in Nederland woonachtige dichter Rodaan Al Galidi is oorspronkelijk afkomstig uit Irak. Als vluchteling op weg naar Australië is hij bij toeval in Nederland terechtgekomen, en sinds 2000 verrijkt hij de Nederlandse literatuur met zijn humoristische gedichten. Deze gedichten zijn geschreven in een heldere en bondige stijl, iets wat hij heeft geleerd van zijn collega’s uit Nederland, waar telkens weer het adagium klinkt: ‘Houd het kort’. Wanneer Al Galidi voordraagt, kiest hij echter voor de incanterende stijl die herinnert aan de zangerigheid van Arabische dichters. “De moeilijkste reis van mijn leven”, aldus Al Galidi, “was de reis van de Arabische taal naar de Nederlandse taal. De Arabische taal bevat veel mooie beelden, maar het betekent niets. Het Nederlands, daarentegen, bestaat uit korte zinnen, maar wel veel ideeën.” De “hippie” Al Galidi maakte het zijn twee interviewers niet gemakkelijk, omdat hij nooit direct antwoord gaf op hun vragen, maar de studenten wisten hem op bewonderenswaardige wijze te pareren. Over het Afrikaans zei hij: “Als ik een Afrikaans woord hoor, dan ben ik als een Google-zoekmachine. Dan moeten mijn hersenen eerst verbinding zoeken met de betekenis.” Over zijn bestaan als vluchteling: “Je moet leven voor je land, en er niet voor sterven.” Hij heeft veel geleerd van de Nederlanders, hij waardeert hun directheid en ook hun stiptheid. “In Irak kun je makkelijk ’s middags afspreken… zonder dat je weet wélke middag.” Van een writer’s block heeft deze schrijver geen last: “Ik heb geen inspiratie nodig, de inspiratie heeft mij nodig en wacht tot ik hem opschrijf.” Al Galidi maakt, anders dan Bogaert, wel uitgebreid gebruik van de sociale media om zijn werk te delen met zijn lezers; hij verspreidt zijn gedichten gratis via Facebook en laat zich, naar eigen zeggen, bij het herschrijven ook leiden door de opmerkingen van zijn lezers.

Bijzonder inspirerend was het optreden van de jonge documentairemaakster Emma Lesuis. Toen ze voor haar afstudeerproject enkele maanden in Zuid-Afrika doorbracht, wist ze het vertrouwen te winnen van een gemeenschap van plaaswerkers op een wijnboerderij buiten Stellenbosch. De mannen verdienen het minimumloon van R105 per dag; de vrouwen verdienen in het plukseizoen R3 per krat, met een maximum productie van 25 kratten per dag. Aanvankelijk lacht het publiek om de vrolijke uitspraken van zo’n eenvoudige landarbeider. Maar geleidelijk leidt Lesuis je binnen in een uitzichtloze werkelijkheid die doordrenkt is van goedkope alcohol. Hartverscheurend zijn de woorden van een 13-jarig meisje dat inmiddels bij een tante in de township woont, maar in de weekenden terug moet naar haar moeder – een tragische, totaal verlopen figuur, die niet in staat is om voor haar te zorgen. Het meisje wil dolgraag iets van haar leven maken, maar vooral: “I want to be away. Away from the drunk people.” Lesuis heeft de plaaswerkers haar film laten zien – een confronterend moment. Maar ze is inmiddels ook betrokken bij een nieuw project, dat tot doel heeft om diezelfde plaaswerkers een sterker gevoel van eigenwaarde te geven.

Na een lezing van Dolf Wieërs over taal en architectuur, kwam zanger Jannie du Toit aan het woord. Hij vertelde over de treurige toestand van de Afrikaanstalige muziek in de jaren zestig, toen veel liedjes uit het (Amerikaans) Engels vertaald werden. Enkele vroege uitzonderingen daargelaten, was Koos du Plessis de eerste die hier verandering in bracht, zowel door zijn prachtige, poëtische teksten alsook door zijn muzikaliteit. Samen met pianist Coenraad Rall en celliste Susan Mouton trekt Du Toit op dit moment door het land met de prachtige voorstelling Doep is nie dood nie, waarin hij een hommage brengt aan Du Plessis’ werk. Du Toit ontkent dat het de schuld van de culturele boycot was dat men in Zuid-Afrika nog nooit van Toon Hermans of Herman van Veen gehoord had. Vóór de boycot bestond er in de Afrikaanstalige gemeenschap namelijk nauwelijks enige belangstelling voor Nederlandse muziek. Voor Du Toit persoonlijk betekenden de kennismaking met het werk van Herman van Veen en vooral de blinde kleinkunstenaar Jules de Corte een openbaring. Du Toit houdt van taal, en het was de taalrijkdom van De Corte die bij hem weerklank vond. Samen met zijn vaste begeleidster Christa Steyn heeft hij jarenlang het oeuvre van De Corte, die hij nog persoonlijk heeft gekend, zowel in Nederland als in Zuid-Afrika over het voetlicht gebracht. In 2014 maakte hij een bijzondere tournee door Nederland samen met de – evenals De Corte blinde – jazzpianist Bert van den Brink, die veel met De Corte heeft samengewerkt en één van de weinigen is die de complexe muziek van De Corte nog moeiteloos kan spelen.

Tijdens het slotprogramma van de Neerlandistiekdag, Soete Groete in het Stellenbosch Protea Hotel, bracht Du Toit enkele liederen van De Corte ten gehore, voor de gelegenheid begeleid door pianiste Elna van der Merwe. In de tweede helft van zijn optreden zong Du Toit, bijgestaan door zijn vaste begeleiders Susan Mouton en Coenraad Rall, enkele liedjes uit Doep is nie dood nie, alsook enkele van zijn eigen liedjes, afgesloten met de klassieker “Liedjie vir jou”. De Nederlandstalige dichters kregen tijdens het avondprogramma versterking van hun Zuid-Afrikaanstalige collega’s Daniel Hugo en Zandra Bezuidenhout. Doordat het programma van Soete Groete elk jaar weer hálf uit Nederlandse en hálf uit Afrikaanse bijdragen bestaat, wordt volgens organisator Dorothea van Zyl onderstreept hoeveel het Nederlands en het Afrikaans elkaar te zeggen hebben.

  • 0

Reageer

Jou e-posadres sal nie gepubliseer word nie. Kommentaar is onderhewig aan moderering.


 

Top