Jan van Aken: De Afvallige

  • 0

De dronkenlappen, hoeren en bedriegers lopen overal rond in Jan van Akens roman De Afvallige. Ze beïnvloeden de geschiedenis sterker dan je zou vermoeden. Dat is de kunst van Jan van Aken. Hij verweeft op een treffende wijze de geschiedenis in zijn verhaal.

Flinke roman

Een flinke roman is De Afvallige van Jan van Aken met zijn ruim 600 pagina's. Het is zijn zesde roman, de tweede bij uitgeverij Querido. Bij zijn vorige roman Koning voor één dag in 2008 maakte hij de overstap van uitgeverij Prometheus naar Querido. Een nieuwe stap voor hem, maar niet in onderwerpkeuze.

In De Afvallige volgt Jan van Aken de weg die hij al vanaf zijn debuut is ingeslagen: de historische roman. De nieuwe roman staat in nauwe relatie met zijn debuutroman Het oog van de Basilisk uit 2000. In de tijd speelt De Afvallige voor Het oog van de Basilisk. De romans kunnen heel goed samen gelezen worden.

In lengte sluit het boek nauw aan op De valse dageraad uit 2001. Met die tweede roman brak  Jan van Aken door bij een groter publiek. Het leverde hem zelfs de bijnaam 'de Nederlandse Umberto Eco' op. Jan van Aken weet zijn verhaal prachtig in de historie te positioneren en bespeelt de geschiedenis. Er zijn maar weinig schrijvers die hem daarin evenaren. De valse dageraad is in veel talen vertaald en bij een breed publiek bekend.

De drie romans van Jan van Aken na dit hoogtepunt weten dit effect niet te evenaren. Dat geldt voor De Afvallige zeker wel. Jan van Aken heeft zijn stijl weer gevonden. Het boek is beduidend langer dan vrijwel alle romans van Jan van Aken, op De valse dageraad na. En het blijkt ook nu weer: Jan van Aken is een verteller van de lange adem.

Uitgesponnen verhaallijnen

Het verhaal krijgt bij Jan van Aken zijn glans door het uitspinnen van verhaallijnen en de vermenging van deze verhalen tot het hoofdverhaal. De geschiedenis dwarrelt hier doorheen. Dit effect bereikt Jan van Aken bij De Afvallige nog sterker dan in De valse dageraad.

In De Afvallige kiest hij voor de roerige periode tussen 363 en 395. Het grote Romeinse Rijk vertoont de eerste scheuringen. Het is de tijd waarin het geloof ter discussie staat. De groepering van de Arianen verwerpt namelijk het idee dat Jezus de zoon van God is. Verschillende Romeinse keizers proberen iets aan deze dwaling te doen, met als hoogtepunt het congres in Nicea, waar een geloofsbelijdenis is opgesteld.

Keizer Julianus - de Afvallige - verwerpt namelijk het hele christendom. Hij wil een terugkeer van de oude Romeinse godsdiensten. De hoofdpersoon Swintharik krijgt, als hij in de buurt is van de keizer, de opdracht om hem te vermoorden.

Of hij hier in slaagt of niet blijft onduidelijk in het verhaal. De verteller suggereert dat juist de opdrachtgever van Swintharik de moordenaar is van de keizer Julianus. Als Swintharik zich verschuilt in een grot en na een paar dagen de grot verlaat, wordt hij gebeten door een slang. Deze beet van de dipsa zou de oorzaak zijn van zijn latere drankzucht.

Heerlijk verhaal

Een heerlijk verhaal barst los. De kunst van Jan van Aken is dat hij niet alleen de tijd van Julianus vertelt, maar de hoofdstukken afwisselt met het verhaal dat 15 jaar later speelt, rond 376. Dat is het verhaal van Swintharik die samen met de priesteres Alêtis op de vlucht is voor zijn belagers.

Die belagers zijn, hoe kan het ook anders, de historische figuren. Dat is de kracht van De Afvallige. De historische personages worden ontdaan van hun heldendom. Ze worden door hun geschiedschrijvers namelijk als goden neergezet.

Jan van Aken vertelt het verhaal weer op andere extreme wijze en bespot daarmee de geschiedenis. Zoals het moment waarop Akakios over Nicolaas spreekt. Hij zou een dikke jongen geweest zijn, die in contact met de bisschop van Myra op weg naar Nicea (voor de concilie) zo mager als een asceet en zo sterk als 'een ros van de zware cavalerie' terugkeert. Hij was vervuld door de goddelijke kracht en had geen honger meer.

Twee verhaallijnen

De twee verhaallijnen lopen heel mooi parallel aan elkaar. De spanning weet Jan van Aken hier heel treffend op te bouwen en vast te houden. Dit gebeurt in sterke mate in het tweede en derde deel van het verhaal. Na prachtige hoofdstuktitels als 'Verbond der Vagebonden' en 'Schismatici in het schijthuis' zakt deze spanning aan het eind jammer genoeg een beetje weg.

Op een aantrekkelijke manier brengt de verteller de verhaallijnen samen. Het zijn de verhalen van Dido (de verteller) en Swintharik die in 363 met elkaar optrekken, maar in 376 elkaar helemaal uit het oog zijn verloren. Dido komt zijn oude vriend tegen als hij op de pilaar zit bij Damascus. Swintharik verdwijnt en de oude vriend probeert hem te vinden.

In De Afvallige reizen de personages het hele Romeinse Rijk door. Ze vliegen van Trier naar Constantinopel, Antiochië en Damascus. Ook bezoeken ze verre oorden als Mesopotamië en Chersonnessos. Het kaartje voorin het boek is een uitkomst. Net als de lijst met Romeinse keizers achterin.

Aantrekkelijk geschiedenissen verbinden

Jan van Aken weet op een aantrekkelijke manier de twee elementen bij elkaar te brengen, terwijl ze in de geschiedschrijving niet zo met elkaar verbonden worden. Zoals het verband tussen de scheiding van het West-Romeinse en Oost-Romeinse Rijk en de vele invallen van de Goten en de Hunnen. Hiermee legt hij de nadruk op de situatie waarin het Romeinse Rijk is terechtgekomen zo tussen 350 en 400.

Ook weet hij op een heel overtuigende manier de vele godsdiensten die door het christendom worden overheerst, te betrekken in het verhaal. De scène bij het zwijgende orakel van Delphi is ongekend. Hij maakt hierin de godslasteraar Lucifer tot boodschapper. Hij vertelt in vloeiend Grieks dat het orakel zal zwijgen.

Hetzelfde weet hij op treffende wijze mee te nemen bij de hoofdpersoon Swintharik. De gelijkenis met de monnik Hiroswith in De valse dageraad is sterk. De overeenkomst met deze tweede roman dringt zich soms iets te sterk op. Ook Swintharik wordt uit zijn geboortestad verdreven. Net als de reden - een andere godsdienst - die daarin meespeelt.

Gelukkig dringt deze overeenkomst zich verder in het verhaal niet op. Dat is te danken aan de spanningsopbouw in De Afvallige. De lezer heeft geen tijd om er te lang bij stil te staan. De vaart van het verhaal neemt hem mee, als een bootje in de rivierstroom moet hij vooral opletten om niet te kapseizen en te verdrinken.

Eigenzinnige wereldgeschiedenis

Jan van Aken betrekt zijn personages in deze wereldgeschiedenis als een geschiedschrijver. Alleen doet hij dit op zijn eigenzinnige manier. Drank en het spel met de verteller waarbij de waarheid soms ernstig vervormd wordt. Zo construeert de lezer zijn eigen verhaal.

Bijvoorbeeld op het moment dat keizer Julianus vermoord is en de verteller Dido - een kind nog - heel toevallig in de tent is en een opdracht krijgt van de aanwezige Jovianus, hoofd van de keizerlijke lijfwacht. Ze overleggen druk wie de overleden keizer Julianus mag opvolgen. Een kruik valt, Dido raapt de scherven op en gaat naar buiten.

'Laat de wijn klaarmaken,' riep Jovianus hem na.
Zijn stem moest buiten te horen zijn geweest, want zodra Dido de tent had verlaten, klampte Vitalis hem aan. 'Ze willen wijn?' vroeg hij. 'Wie is het geworden?'
Alle blikken waren op Dido gericht. Hij schudde zijn hoofd. 'Jovianus droeg me op...'

Vitalis trok hem tegen zich aan, zodat hij geen woord meer kon uitbrengen. 'Horen jullie dat?' zei hij tegen de gardisten in de onmiddellijke nabijheid. 'Het is Jovianus.'

De mannen keken hem twijfelend aan, maar Vitalis maakte zich zo lang mogelijk en riep het toen met luide stem, zodat iedereen het kon horen: de gardisten die de massa op afstand hielden, de soldaten die vol ongeduld wachtten op nieuws en al het trosvolk dat zich in de buurt ophield. 'Het is Jovianus... Jovianus Augustus!' (422)

Heerlijk zoals Jan van Aken de geschiedenis hier bespeelt. Het laat zien dat de geschiedenis in dienst staat van zijn verhaal. De geschiedenis laveert om het verhaal heen en is daarmee bijna ondergeschikt. Jan van Aken heeft haar nodig om het eigenlijke verhaal te vertellen. Een verhaal van mislukkingen die de geschiedenis beïnvloeden en bijna onbewust het eigenlijke verhaal bepalen.

Gekunstelde ijlbode

Al komen de passages van de verteller, de ijlbode Dido wel enigszins gekunsteld voor. Ik vraag mij af of het erg was geweest als deze cursieve teksten niet in de roman waren terechtgekomen. Ze hebben zeker waarde in het verhaal, maar of die waarde essentieel is? Ze komen soms juist hinderlijk over.

Het eigenlijke verhaal is het verhaal van Alêtis. De liefde drijft de mannen tot het vertellen van dit verhaal. Dat levert een prachtig verhaal op, een liefdesverhaal. Dan mogen misschien wel al die historische figuren door het verhaal heen fietsen, mag de drank rijkelijk vloeien en het hele rijk worden bereisd. De liefde is wat telt. De liefde voor de schone Alêtis. Al krijgt deze liefde een mooie kwinkslag aan het einde van het verhaal.

Jammer genoeg is dat in een eerder stadium door de cursieve letters al verklapt door de verteller. Zodoende kun je je afvragen of zij niet de eigenlijke verteller is en zich achter de naam van Dido verschuilt omdat ze een vrouw is. Dat is de raadselachtigheid die Jan van Aken bijna bewust in zijn verhalen lijkt te strooien en die zijn romans zo'n extra dimensie geven.

Titel: De Afvallige
Skrywer: Jan van Aken
Uitgewer: Querido
ISBN: 978 90 214 4648 6
Prys: € 22,50 (e-book € 15,99)
Bladsyde: 608

 

 

 

 

 

 

 


 

Teken in op LitNet se gratis weeklikse nuusbrief. | Sign up for LitNet’s free weekly newsletter.

  • 0

Reageer

Jou e-posadres sal nie gepubliseer word nie. Kommentaar is onderhewig aan moderering.


 

Top